BRIEFING CLUBSCHEIDSRECHTERS SEIZOEN 2008 - 2009
Hoewel er ook dit jaar geen belangrijke regels gewijzigd zijn, is het voor
scheidsrechters heel belangrijk om het (vernieuwde) spelreglement voor het begin
van het seizoen serieus door te nemen. De briefing is een aangescherpte uitleg
van de regels die vaak op basis van wedstrijdervaring wordt opgesteld. De
briefing is bedoeld om helderheid te geven hoe de spelregels moeten worden
toegepast.
Keeper
De vliegende keep is een speler met een shirt van afwijkende
kleur, die als keeper mag optreden als hij in zijn cirkel is.
Hij mág binnen zijn 23-metergebied met een helm op spelen, maar hoeft dat
niet.
Als een keeper bij een strafcorner tegen, niet verder kan of mag
spelen, moet hij worden vervangen. Als er op dat moment met een vliegende
keep wordt gespeeld, mag deze alleen door een andere vliegende keep worden
vervangen. (Anders zijn alle vliegende keepers plots geblesseerd bij elke
strafcorner tegen, zodat de standaard keeper de strafcorner mag verdedigen.)
Bij het verdedigen van een strafcorner of een strafbal moet de
vliegende keep zijn helm op, maar mag hij geen andere keeperuitrusting
aandoen. Ook geen keeperhandschoenen.
Een standaard keeper die gewisseld wordt, kan worden vervangen door
een vliegende keep of door een andere standaard keeper. Hiervoor wordt geen
omkleedtijd gegeven. Dus als een team geen reserve standaard
keeper heeft, is de enige optie: de vliegende keep. Langs de kant kan daarna
wel iemand de keeperspullen aantrekken en later invallen, maar hiervoor
wordt de wedstrijd niet opgehouden.
Spelhervattingen
De (vijf meter) afstandregel bij spelhervattingen moet strikt
worden toegepast; dit geeft duidelijkheid en vermindert de kans op gevaar.
Laat het niet op zijn beloop, maar zet de spelers pro-actief op vijf meter
indien nodig.
De meeste 10-meterstraffen zijn meer een automatisme van de
scheidsrechter dan een straf. Die hebben dus totaal geen effect. Geef alleen
een 10-meter als dit voor de overtreder echt een straf is (bijvoorbeeld
omdat hij hierdoor uit positie komt te staan). Anders is een extra
fluitsignaal vaak voldoende.
Hoge bal
Een van de grond geslagen bal, anders dan bij een schot op doel,
moet je pas affluiten wanneer het omhoog slaan opzettelijk gebeurt óf
wanneer het gevaarlijk is of kan leiden tot gevaarlijk spel. In een
volle cirkel is de kans op gevaarlijk spel groter en moet je dus goed
opletten.
Een hoge pass (push, want slag mag niet) moet je goed op gevaar
beoordelen, onder andere:
** Bij het omhoog spelen van de bal is het de omhoog spelende speler die er
voor moet zorgen dat de pass geen gevaar oplevert.
Indien de tegenstander al dichtbij is, zal de richting van de
bal dus moeten worden aangepast.
** Als een hoge pass (scoop, flick) neer gaat komen in de buurt van spelers
van beide partijen, moet de verdediger de ruimte krijgen om de bal aan te nemen en te
controleren. Maar als de hoge pass naar een aanvaller gaat die heel duidelijk vrij
staat en de verdediger alleen maar naderbij komt om binnen speelafstand te
komen, hoewel hij de bal meestal niet kan stoppen, is de vrije slag voor de
aanvaller.
Ook een schot op doel kán gevaarlijk zijn. Wanneer veldspelers bijna
gescalpeerd worden, is het feit dat daar een doel achter stond geen excuus
om niet te fluiten. Een veldspeler die op de doellijn gaat staan om
kennelijk op enigerlei wijze een doelpunt te voorkomen, kiest deze positie
bewust en krijgt een strafbal tegen als hij met zijn lichaam een doelpunt
voorkomt.
Gebruik van lichaam en stick
Een sliding waarbij de tegenstander onderuit wordt gehaald, is een
opzettelijke overtreding.
Als een tegenstander ten val komt door een slecht getimede of slecht
uitgevoerde sliding, krijgt de dader een gele kaart.
Je hier niet aan houden heeft tot gevolg dat spelers niet meer weten waar de
grenzen zijn.
Strafcorner
Probeer de ‘aankleedtijd’ van handschoenen en maskers te beperken en
voorkom dat ze daarna ook nog eens uitgebreid de tactiek gaan bespreken.
Überhaupt moet je het ‘vergaderen’ inperken. Het is geen bezwaar om dit te
doen als de tegenpartij toch nog niet klaar is, maar anders moet het
minimaal zijn.
Een uitspeelstrafcorner is een gewone strafcorner, maar wel met wat
aanvullende regels. Maak dus iedereen duidelijk dat het deze speciale
spelsituatie is, want jij bent de enige die de exacte speeltijd kent. Om
aan iedereen aan te geven dat het hier om een uitspeelstrafcorner gaat,
fluit je vóór die strafcorner kort al
driemaal. Affluiten tijdens een strafcorner is fout, want de speeltijd
wordt ‘automatisch’ verlengd met de tijd die nodig is om de strafcorner (en
eventueel daaruit volgende strafbal of strafcorner) uit te spelen.
Persoonlijk straffen
Als je een kaart geeft, doe dat dan rustig en niet agressief en
voorkom dat je in discussie gaat met een speler.
Toon de kaart en daarmee is bereikt wat je wilt. Een gesprek erbij is
helemaal niet nodig, maar leidt vaak tot onnodige reacties.
Een speler die zich onredelijk (te fel, te vaak of te dom) afreageert op
de arbitrage, moet direct merken dat dit niet kan.
En als zijn reacties of emoties dan tot kaarten leiden, dan is het zíjn
probleem.
Een goed getimede waarschuwing (of groene kaart) geeft aan waar je
grenzen liggen (naar beide teams!).
Drie keer groen in één wedstrijd moet voldoende zijn om je boodschap over te
brengen.
Waarschuw beide teams daarna, dat die kleur ‘op’ is. Hiermee voorkom je dat
de gele kaart die mogelijk volgt als ‘veel te zwaar’ wordt gezien.
Alleen als alle kaarten bij één partij vielen, is het onredelijk om de
eerstvolgende groene kaart tot geel te promoveren als die voor de
andere partij is.
Een kaart voor de aanvoerder in functie helpt vaak om hem op te
dragen het gedrag van zijn team te verbeteren.
Als je duidelijk weet wie de dader is, moet je niet de aanvoerder, maar de
dader zelf bestraffen.
Het merendeel van de teambegeleiders onthoudt zich van commentaar
op de arbitrage.
Een teambegeleider die bewust de arbitrage beledigt of die maar blijft
doormekkeren of theatraal non-verbaal zijn ongenoegen uit, moet, eventueel
na een waarschuwing, met geel (10 minuten) bestraft worden.
Je moet voorkomen dat dezelfde speler tweemaal groen krijgt. Na de
eerste groene kaart moet de boodschap helder zijn.
Een volgende waarschuwing is dus niet groen meer, maar geel.
Hetzelfde geldt voor de speler die al een tijdstraf (gele kaart) heeft
gehad. Bij de volgende grove overtreding krijgt hij niet opnieuw geel, maar
kan hij gaan douchen.
Vul het wedstrijdformulier altijd volledig en duidelijk in.
Gele en rode kaarten moeten altijd vermeld worden. (ook als de ontvanger achteraf vraagt om dit toch maar vooral niet te
doen!).
De straftijd voor een gele kaart is in principe vijf minuten.
Maar voor een fysieke overtreding, op het lichaam gericht is de straf
tien minuten.
Als team goed fluiten
Goed arbitraal teamverband straalt uit naar de spelers. Wanneer je
collega door een blik of gebaar om advies vraagt, geef dan duidelijk aan wat
je bedoelt.
Spelers snappen best dat niet elke scheidsrechter elke week even
briljant is, maar waar ze het moeilijk mee hebben is wanneer ze niet weten
waar ze aan toe zijn.
Het is daarom belangrijk om consistent en consequent te zijn (“voorspelbaar
fluiten”).
Overleg alleen met je collega als je denkt dat hij het voorval
vanuit zijn positie ook gezien kán hebben.
Aan de houding van je collega kun je vaak al zien of overleg wel zin heeft.
Het moet duidelijk zijn dat het geen pas heeft voor teams om bij
het minste of geringste met allerlei spelers op de scheidsrechter af te
rennen.
Beleefd vragen door een enkeling mag soms, maar indien een team bij
elk fluitsignaal (tegen, ongetwijfeld) komt praten, heeft dit niets meer met
realiteit te maken.