Schoonhovense Mixed Hockey Club

OPFRISBRIEFING BONDSSCHEIDSRECHTERS BEGIN 2006

De ‘Argentijnse forehand’
In de afgelopen maanden is er internationaal een discussie gevoerd om de ‘Argentijnse forehand’ (de techniek waarbij de bal hard met de zijkant van de stick wordt geslagen, terwijl de stick met de platte kant naar boven gehouden wordt) te verbieden. Hierbij gaat het om een aanvullende interpretatie van regel 9.7 (“Spelers mogen de bal niet opzettelijk met een slag van de grond omhoog spelen, behalve
bij een schot op doel.”) r zijn maar bijzonder weinig spelers die de ‘Argentijnse forehand’ beheersen. Ook bij hen, maar zeker bij al die spelers die de slag wel willen proberen, maar niet beheersen, vliegt de bal vaak ongecontroleerd, hard en van de grond in een richting waar men meestal niet zeker van is. Het gevaar bij dit soort slagen is veel te groot. Veel van de effecten van het verkeerd uitvoeren van deze slag vallen al onder de huidige spelregels van gevaarlijk spel. Maar het is juist het feit dat deze ‘Argentijnse forehand’ een uitermate moeilijke techniek is en dus meestal misgaat, dat geleid heeft tot het verbod van de slag als geheel. Dit om te voorkomen dat spelers gaan denken dat het déze keer wél goed zal gaan en dan prompt hun tegenstander blesseren. Maar let op, want het is niet zo dat het spelen met de zijkant van de stick in zijn geheel verboden wordt. De ‘jab’ bijvoorbeeld of het gecontroleerde gebruik van de zijkant van de stick bij een passeerbeweging of een lobje is onverminderd toegestaan. De ‘Argentijnse forehand’ is een slag die door sommige internationale spelers wordt gebruikt en die in Nederland niet of nauwelijks te zien is. Je moet als scheidsrechter dus niet op zoek gaan naar iets wat er waarschijnlijk niet zal zijn. De meeste scheidsrechters zullen het gehele seizoen geen ‘Argentijnse forehand’ te zien krijgen.
Maar weet dat wanneer een speler de bal hard slaat met de zijkant van de stick, terwijl hij zijn stick plat houdt met de platte kant naar boven, bewust het risico neemt dat de bal gevaarlijk alle kanten
opvliegt
. Dát moet voorkomen worden. Je moet deze slag bestraffen en de speler duidelijk aangeven dat deze slag niet is toegestaan. En als hij volhardt, dan moet er een persoonlijke straf volgen. De ‘Argentijnse forehand’ wordt niet alleen gebruikt door aanvallers of door spelers die een vrije slag nemen. Ook verdedigers die in het nauw gedreven zijn en de bal hard willen weg slaan, proberen deze slag wel eens uit. Ook dan is hij natuurlijk potentieel gevaarlijk en dus verboden.

Modern fluiten
De dit seizoen geïntroduceerde term ‘modern fluiten’, waarmee bedoeld wordt dat scheidsrechters moeten proberen alleen te fluiten als doorspelen geen optie is, wordt door de meeste bondsscheidsrechters goed in praktijk gebracht. Over de hele linie wordt er op een positieve manier minder vaak gefloten. Maar ‘modern fluiten’ moet niet leiden tot een veredelde vorm van anarchie waarin alles geoorloofd is. En ‘pas fluiten wanneer doorspelen geen optie is’ moet niet leiden tot rommelige en gevaarlijke situaties. Probeer dus minder te fluiten, maar houd steeds de controle over de situatie. Je fluit níét, omdat jij weet dat het voor het spel beter is, wanneer nu wordt doorgespeeld. Jíj bepaalt wanneer je ingrijpt, maar je kiest gewoon wat minder vaak voor de risicoloze weg van vroeger. De traditionele fluitist blaast als hij een overtreding ziet. Iedereen heeft het dan vaak ook gezien en dus is niemand boos op hem. De moderne fluitist gaat een stapje verder. Hij beoordeelt waar de situatie waarschijnlijk toe gaat leiden en kijkt of hij wel echt moet fluiten. Of dat het spel beter af is wanneer hij níet fluit. Maar zodra de speler niet kan profiteren van de situatie, of zodra het spel rommelig of ongecontroleerd wordt, moet je ingrijpen. Houd je controle!
Samenvattend: de moderne scheidsrechter fluit niet als hij denkt, maar als hij zeker weet dat het een overtreding is. En hij fluit alleen als doorspelen geen goede optie is.

Hoge bal
In de briefing voor dit seizoen werden drie zaken genoemd met betrekking tot de hoge bal die nog wat nadere afspraken nodig hebben:
Er staat nergens meer in de regels dat elke vrije slag strak over de grond moet. Een niet opzettelijk hoog geslagen vrije slag is dus toegestaan en dient alleen op gevaar beoordeeld te worden, zélfs als dit in de buurt van de cirkel gebeurt. Laat duidelijk zien dat je de situatie beoordeelt op twee aspecten:
a) was de slag opzettelijk hoog
b) leidt de bal tot gevaarlijk spel?
Een opzettelijk hoog geslagen bal moet streng en consequent worden afgefloten. Doe je dat niet, dan gaat het ooit een keer mis en dan ben je te laat. Maar wees eerlijk in de beoordeling van het gevaarsaspect. Verschuil je niet achter het ‘veilige’ standpunt dat de bal hoog was. Maar kijk goed of de slag daadwerkelijk leidt tot een gevaarlijke situatie. Soms is dat wanneer de bal maar enkele centimeters van de grond wordt gespeeld, maar vaak is zoiets helemaal niet gevaarlijk. Fluit er dan ook niet voor, laat het spel zich ontwikkelen en wanneer alles gecontroleerd gaat, hoef je niet in te grijpen. ·

Scoop
Wanneer een vrije slag vervolgd wordt met een scoop
, moet je op veel dingen letten. Allereerst zorg je er voor dat de tegenstanders duidelijk op 5 meter afstand staan totdat de bal genomen wordt. Let op dat men niet te vroeg ‘start’. Daarna moet de bal één meter rollen voordat deze door een medespeler geraakt mag worden.  Algemeen wordt de maat van een stick ook geaccepteerd als één meter. Als én de tegenstander op 5 meter stond op het moment dat de spelhervatting genomen werd én de bal één meter heeft gerold, dan is het de verantwoordelijkheid van de speler die scoopt, dat er geen gevaar ontstaat. Dat betekent dat hij dus niet in de richting van de inlopende tegenstander mag scoopen wanneer deze al te dichtbij is. Dan zal de bal dus laag, of duidelijk in een andere richting gespeeld moeten worden.
Een speler die als een kamikaze op de bal komt inrennen, duidelijk zonder intentie om deze te spelen, maar kennelijk alleen omdat hij gevaarlijk spel wil veroorzaken (vaak springt hij dan half gedraaid naar de situatie toe) creëert bewust gevaarlijk spel. Hij moet worden afgefloten. Maar die kamikaze actie is de uitzondering. Als een tegenstander gewoon snel genoeg is, mág een speler de bal niet in diens richting scoopen. Probeer als scheidsrechter zo veel mogelijk (schuin) achter de scooper te staan als je de situatie moet beoordelen; je kunt dan goed zien of er daadwerkelijk gevaar is, of dat er geacteerd wordt. · Wanneer een scoop neerkomt, moet in principe de medespeler van de scooper (dus in de regel de aanvaller) zorgen dat er geen gevaar ontstaat. Als de bal dus gaat neerkomen op een plek waar twee spelers van verschillende partijen bij elkaar in de buurt staan, zal de aanvaller afstand moeten houden. In de regel is dit vijf meter, maar soms laat een aanvaller duidelijk merken dat hij helemaal niet de intentie heeft om de bal te spelen. Dan is het voor de snelheid van het spel goed om de situatie rustig te beoordelen en nog niet te fluiten. Krijgt de verdediger inderdaad alle ruimte, dan hoef je niet in te grijpen. Soms loopt de aanvaller helemaal vrij in de buurt waar de bal gaat neerkomen en snelt de verdediger alleen maar naderbij om binnen de vijf meter te komen en zodoende gevaarlijk spel te simuleren. In dat geval is de vrije slag niet voor de verdediger, maar voor de aanvaller. Als de aanvaller duidelijk de verdediger de ruimte geeft om de bal aan te nemen, en die verdediger mist vervolgens de bal, dan is dit gewoon een stopfout. Niet dan de verdediger bevoordelen door alsnog te fluiten voor 5 meter afstand. Als een scoop in de cirkel lijkt te gaan neerkomen, is de kans groot dat daar meerdere spelers van de partijen bij elkaar staan. Of dat een keeper bij de situatie betrokken is. Beoordeel deze situatie dan tijdig. Je beoordeelt hem niet ánders dan een andere scoop, maar eerder. Dus kijk als de bal nog rond de 23-meterlijn is alvast even of de cirkelsituatie gevaar lijkt op te gaan leveren en fluit dan vroeg af. Maar fluit niet standaard af voor dit soort scoops, want soms kunnen deze ballen een aanvaller razendsnel en verrassend vrij voor het doel zetten.

Fysiek spel
Fysiek spel, maar ook bewuste ‘tactische’ overtredingen om het spel op te houden, leiden bij de tegenstander tot irritaties. Die irritaties moet je herkennen als scheidsrechter, je moet door je beslissingen duidelijk maken dat je dit soort overtredingen niet wilt hebben. Als je dat namelijk niet doet, dan leiden die irritaties uiteindelijk tot opmerkingen van spelers. En vaak ‘moet’ je die opmerkingen dan wel bestraffen. Maar in veel gevallen kun je door goed het spel te lezen en door tijdig in te grijpen, voorkomen dat de irritaties ontstaan. En dus voorkomen dat je opmerkingen moet bestraffen, want in feite wordt het oorspronkelijke slachtoffer dan bestraft.

Strafcorner
·Wanneer een speelhelft wordt verlengd met de tijd die nodig is om een strafcorner uit te spelen, moet je het voor alle partijen duidelijk maken dat het hier gaat om een uitspeelstrafcorner, door al voor de strafcorner genomen wordt het eindsignaal te geven. Dit voorkomt verwarring.  Het lijkt mode om voorafgaand aan een strafcorner eerst overleg te voeren. Zowel de aanval als de verdediging gaat eerst uitvoerig in overleg voordat de strafcorner wordt genomen. Dit houdt het spel onnodig op. Wees oplettend en actief om dit te voorkomen en attendeer de spelers erop dat zij hun positie moeten innemen. Als de verdediging klaar staat, moet de aanval klaar zijn om de bal te nemen. Als je denkt dat een partij opzettelijk traag zijn positie inneemt om zodoende tijd te winnen, helpt het om de tijd stil te zetten. Dan heeft tijdrekken geen nut meer. Als de aanval te traag is, of te veel overleg pleegt, wijs hen dan op de consequenties. Niet direct een vrije slag tegen geven (ze kregen de strafcorner immers niet voor niets), maar duidelijk aangeven dat die mogelijkheid er wél is. Met regelmaat te vroeg uitlopen is een vorm van spelbederf. De teller begint hierbij niet steeds bij elke strafcorner weer op nul; wanneer men bij de eerste strafcorner al tweemaal te vroeg is uitgelopen, volgt bij de volgende strafcorner, als dezelfde partij wéér te vroeg uitloopt, een groene kaart. De daaropvolgende speler van dezelfde partij die het trucje weer probeert krijgt geel. Dan is de les meestal wel geleerd, maar de verdediging moet duidelijk gemaakt worden dat de volgende maal een strafbal wordt gegeven. Let goed op dat het hier over hetzelfde team gaat, dus niet team B een gele kaart geven bij zijn eerste keer te vroeg uitlopen, omdat team A al groen heeft gehad. En als er een paar strafcorners tussen de twee waarschuwingen in zitten, begint de teller in principe weer op nul. Maar als de situatie zich na rust bij je collega herhaalt moet consequent de lijn worden doorgetrokken. Overleg in de rust!

Commentaar
Er wordt door de scheidsrechters veel te veel getolereerd aan reacties in woord en gebaar van spelers en begeleiders. Hierdoor vervagen de grenzen en is het moeilijk om áls de grens dan wordt overschreden, alsnog in te grijpen. Indien je snel aan iedereen duidelijk maakt dat commentaar, en zéker gemekker of gezeur, geen zin heeft en wordt bestraft, dan blijft dit normaal gesproken achterwege. Natuurlijk wordt er geen oproep gedaan om elke zucht vanaf de bank of elke teleurgestelde reactie van een speler direct met persoonlijke straffen te beantwoorden. Het zijn geen robots. Maar nu lijkt het vaak alsof het vrij schieten is op de arbitrage wanneer je teleurgesteld bent. Dáár moet een eind aan komen. Een speler die zich onredelijk afreageert op de arbitrage, moet minimaal gewaarschuwd worden. En als zijn reacties of emoties dan tot kaarten leiden, dan is het zijn probleem. Maar door niet op te treden, wordt het uiteindelijk jouw probleem voor die wedstrijd, maar óns probleem als team van scheidsrechters omdat we dan niet consequent zijn. Besef goed, dat spelers of begeleiders die constant zeuren over alles wat er maar volgens hen in hun nadeel gebeurt, jou uit je concentratie halen. Uiteindelijk ga jij er minder door fluiten, omdat je bang bent om fouten te maken. Maak een eind aan dat geëtter door op te treden. Dus niet alleen de harde vloek of uitroep aanpakken, maar ook het constante gezeur naar jou toe. En aanpakken betekent niet altijd dat je een kaart moet geven; vaak is een fluitsignaal of een boze blik al
voldoende. Maar als het moet, dan zul je moeten ingrijpen. ·Ook al maakt de arbitrage fouten, is dat nog geen reden om als coach luidkeels of met overdreven of theatrale gebaren je ongenoegen kenbaar te maken. Dat doet een coach ook niet bij elke stopfout van een van zijn spelers. Dit soort reacties van begeleiders leidt de scheidsrechter af en wekt naar spelers en publiek de indruk alsof orde en gezag in de wedstrijd ontbreekt. Treed daar tegen op! Waarschuw de coach één keer, geef hem de grenzen aan en bestraf hem als hij die grenzen over gaat. En dan niet met een groene kaart, maar direct met geel. Hij wéét dat hij zich moet gedragen en is al gewaarschuwd, dus een extra waarschuwing met een groene kaart hoeft niet meer. En ook hier geldt: als een begeleider gestraft wordt omdat hij duidelijke grenzen over gaat, dan is het zijn probleem. Laat je hem zijn eigen grenzen bepalen en jou steeds maar weer afleiden, dan wordt het jouw probleem.

Gele of rode kaart
Een waarschuwing kun je geven door een extra fluitsignaal, een extra gebaar of soms door een opmerking tegen een speler die binnen hoorbereik staat. Voor dit alles hoef je de tijd niet stil te zetten. Het zijn goede middelen om spelers (niet alleen de betrokken speler, maar ook zijn medespelers en de tegenstanders) aan te geven dat ze (allemaal!) risico’s lopen als ze hun gedrag niet gaan aanpassen. Vaak is het dus juist goed om deze waarschuwingen zo duidelijk te maken, dat iedereen de boodschap begrijpt. Maar als dit soort waarschuwingen niet helpen, of als de overtreding op zich een officiële waarschuwing of een tijdstraf verdient, dan gebruik je je kaarten. En áls je de kaarten gebruikt, zet je de tijd stil. Anders gezegd: als je de tijd stilzet om iemand te bestraffen, moet er een kaart volgen. In principe betekent een tweede gele kaart in de wedstrijd voor dezelfde speler altijd dat hij voor de resterende tijd niet meer mee mag doen. Voor de duidelijkheid naar spelers en publiek en om onderscheid te maken met een directe rode kaart voor een grove overtreding, tonen we eerst geel en dan rood. Een coach die een gele kaart krijgt, moet tien minuten buiten de omheining plaatsnemen. Zeker wanneer er wat publiek is, valt het soms niet mee om te zien waar die coach vervolgens staat. Om problemen te voorkomen bij het eind van de straftijd (als je de coach moet zoeken, staat dit vreemd en is dit slecht voor je concentratie), moet je de aanvoerder aangeven dat hij de coach terug mag vragen. Samen fluiten. Spelers willen goed gefloten worden, door een team van op elkaar ingespeelde scheidsrechters. Ze snappen best wel dat niet elke scheidsrechter elke week even briljant is, maar waar ze het moeilijk mee hebben is wanneer ze niet weten waar ze aan toe zijn. Het is daarom belangrijk om consequent te zijn (“voorspelbaar fluiten”), week in week uit, zowel bij oefenwedstrijden als bij competitiewedstrijden. Veel teams komen eenzelfde scheidsrechter gedurende het seizoen meerdere malen tegen. Ze vinden het vervelend wanneer je er in een wedstrijd andere normen op nahoudt dan enkele weken eerder. Dat vindt men veel vervelender dan het missen van een shootje op het middenveld. Het is goed om in de rust te overleggen of het wedstrijdverloop aanleiding geeft om je stijl of je beslissingen aan te scherpen. Maar pas op dat dit niet leidt tot totaal andersoortige beslissingen. Ook dat is niet consequent.